Elke crisis brengt naast verandering ook een aantal pijnpunten aan de oppervlakte.
Ongetwijfeld zullen in de nabije toekomst onze bedrijven en sectoren zich buigen over bijkomende contingency plannen.
Naar arbeid toe heeft deze periode van quarantaine ook een nieuwe breuklijn naar boven gebracht, één tussen de nabijheidswerkers (zij die zich moeten verplaatsen om te werken) en afstandswerkers (zij die zich grotendeels kunnen behelpen via digitale communicatie).
Dat dit een problematiek is die veel complexer is dan de traditionele opdeling blue-collars versus white-collars, hoofdzakelijk gebaseerd op de opleiding en het type van werk, komt omdat de nieuwe breuklijn aan alle fundamentele aspecten van de arbeidsrelatie raakt.
Het is mooi om nabijheidswerkers te belonen met dank-u-vlaggen en applaus, maar riskeert deze nieuwe breuklijn niet uit te groeien tot een heuse kloof?
De traditionele invulling van werk, tijd, plaats en autoriteit komen hier onder druk te staan, meer vragen dan antwoorden.
Hoe enkele fundamentele arbeidsrechten als redelijke dagelijkse en wekelijkse arbeidstijden invullen voor iemand die van thuis werkt en dus op elk ogenblik van de dag -en nacht- kan beschikbaar zijn?
Als nabijheidswerkers de enige zijn die zich verplaatsen, valt er dan ook niets te zeggen om woon-werkverkeer mee tot de arbeidstijd te rekenen in het kader van het verstrekken van een billijke beloning?
Hoe het recht op veilige en hygiënische arbeidsomstandigheden garanderen, niet enkel in de strikte betekenis, maar ook in de digitale betekenis van cybercriminaliteit?
Wie kan het idee van de salariswagen verantwoorden voor een thuiswerker?
Wat met evaluatiesystemen voor mensen die haast nooit onder het toeziend oog van een overste werken?
Boeiende tijden vergen veel creativiteit, de kwestie is niet of ons arbeidsrecht zal volgen, maar wanneer.
In afwachting riskeert in de leemte van het gecreëerde precedent, menig conflict te ontstaan.